06 november 2017

Geen onderdeel van een categorie Regeerakkoord – de differentiatie van de WW-premie naar type contract

In de komende weken licht Boontje Advocaten voor u een aantal aspecten uit het Regeerakkoord nader toe. Wat houden de voorgenomen wijzigingen in? In deze blog: de differentiatie van de WW-premie naar type contract.

In het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ is een groot aantal voorgenomen maatregelen opgenomen die betrekking hebben op de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid. Deze voorgenomen maatregelen moeten er onder andere toe leiden dat de knelpunten die werkgevers en werknemers in het huidige arbeidsrecht ervaren, worden weggenomen.

Als een van deze knelpunten ziet het kabinet dat werkgevers terughoudend zijn om een werknemer in vaste dienst te nemen vanwege de kosten en risico’s daarvan. Het is de ambitie van het kabinet om dit knelpunt aan te pakken en er voor te zorgen dat meer werknemers een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd krijgen.

In dat kader wil het kabinet onderzoeken hoe de premiedifferentiatie in de WW kan bijdragen aan het aantrekkelijker maken van een vast contract.

Hoe zit dit?

Op grond van de huidige regelgeving worden de kosten van de eerste zes maanden van de WW – via een premie – omgeslagen per sector. Het bedrijfsleven is daartoe verdeeld in sectoren. Elke sector bestaat uit een of meer bedrijfs- of beroepstakken of gedeelten daarvan. Werkgevers zijn verplicht aangesloten bij een van de sectoren. Welke sector dat is, wordt bepaald door de werkzaamheden van de onderneming. Uitgangspunt is dat werkgevers met dezelfde werkzaamheden bij dezelfde sector zijn aangesloten. De sectoraansluiting bepaalt vervolgens de hoogte van de sectorpremie die werkgevers moeten betalen. In sectoren waarin relatief veel werknemers in de WW instromen, zijn deze omslagkosten hoger dan in sectoren waarin het beroep dat werknemers op de WW doen, beperkt is. De gedachte daarachter is dat werkgevers zo financieel geprikkeld worden om de instroom in de WW te beperken. Sectoren die in dat opzicht goed presteren, worden beloond met een lagere premielast; sectoren waarin de instroom in de WW hoog is, worden (zo is de gedachte) door de hogere premie gestimuleerd om vermijdbaar ontslag tegen te gaan.

Deze premiedifferentiatie is destijds ingevoerd om de instroom in de WW te beperken. Daarbij werd onderkend dat de groeiende flexibiliteit op de arbeidsmarkt zorgde voor een toegenomen beroep op de WW (bijvoorbeeld tussen twee korte dienstverbanden in). Bovendien signaleerde de wetgever dat instroom in de WW altijd het risico heeft dat de werkloosheid langdurig wordt, waardoor de kans op werkhervatting aanzienlijk wordt verminderd. De wetgever vond het daarom nodig financiële prikkels te ontwerpen die juist de kortdurende werkloosheid zouden moeten voorkomen.

Het kabinet wil nu onderzoeken of die financiële prikkels op een andere manier kunnen worden ingezet. De gedachte is om het systeem van sectorale premiedifferentiatie te vervangen door een systeem waarin de premieheffing lager is bij een WW-instroom vanuit een contract voor onbepaalde tijd dan bij een WW-instroom vanuit een contract voor bepaalde tijd. Op die manier hoopt het kabinet het contract voor onbepaalde tijd aantrekkelijker te maken. Het wordt dan immers goedkoper om een werknemer te ontslaan vanuit een vast contract, terwijl korte contracten zo bezien duurder worden. Het kabinet hoopt dat werkgevers daardoor een (andere) afweging gaan maken tussen een vast of een flexibel contract.

Daarnaast kondigt het kabinet aan in gesprek te willen met de sociale partners over de vraag over hoe de WW-uitkering op een meer activerende manier kan worden vormgegeven. Concrete maatregelen bevat het regeerakkoord daarover niet. In de afgelopen jaren zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd naar de effectiviteit van de maatregelen die nu al worden ingezet om werklozen aan een baan te helpen. De sombere conclusie van die onderzoeken is dat intensieve begeleiding van werklozen weinig effect heeft. Uiteindelijk blijken vooral de economische groei, het begrotingsbeleid en de technologische veranderingen veel belangrijker te zijn bij de ontwikkeling van de werkgelegenheid dan instrumenten als arbeidsbemiddeling, transitiefondsen, transfercentra, sollicitatietraining en coaching. Het is te hopen dat het kabinet de uitkomst van deze onderzoeken betrekt bij de gesprekken die met de sociale partners worden gevoerd.

De uitkomst van de aangekondigde onderzoeken en gesprekken moet worden afgewacht. Voorlopig is er voor u als werkgever dus wat dit onderwerp betreft geen werk aan de winkel.

Meer weten? Neem contact op met Pauline Sick.